De kunstgeschiedenis ligt bedolven onder voorbeelden van kunstenaars die het werk van vakgenoten beschadigen en toe-eigenen. Denk hierbij aan Robert Rauschenberg die een originele Willem de Kooning uitgumt. Alexander Brener die met spuitbus dollartekens schildert over werken van Kazimir Maljevich en Piet Mondriaan. Of de Chapman Brothers die in pastelkleuren regenbogen hebben geschilderd over enkele originele schilderijen door Adolf Hitler. Elke kunstwerk dat men te lijf is gegaan danst op het snijvlak van constructie en destructie. In de Graffiti is een dergelijke actie redelijk gebruikelijk. Maar in de traditionele beeldende kunst is het nog vrij controversieel.
Het fenomeen fascineert me. Omdat het de dialoog over waardering en herwaardering op scherp zet. Elke ‘destructieve toe-eigening’ heeft zo zijn eigen dynamische levensverhaal, met up’s en downs, vallen en opstaan. Bij elke ingreep vraag je je als toeschouwer af: Is het werk nu meer of minder waard? Moeten we de actie be-oordelen of ver-oordelen? En kunnen we inmiddels naast impressionisme, kubisme, expressionisme et cetera, ook spreken van een nieuwe stroming: vandalisme? In de Destructie als Discours Podcast serie behandel ik elke aflevering één voorbeeld van Artistiek Vandalisme. Daarmee probeer ik grip te krijgen op het fenomeen, en de overwegingen die eraan ten grondslag liggen.
Actief in het onderwijs? Gebruik dan de podcast als aanzet tot gesprek.
In de rol van advocaat van de duivel maak ik gebruik van anekdotes en gedachte-experimenten. Zo neem ik ‘een plekje op de schouder’ in en assisteer ik de luisteraar in het proces van wikken en wegen over waarde. Wat mij aanspreekt aan een podcast, is dat het een ideaal medium is om tot je te nemen terwijl je iets anders aan het doen bent: thuis, op het werk, op school, in het atelier, of onderweg daartussen. Gezamenlijk of alleen. De anekdotes leveren daarom activerende ‘case studies’ op die kunnen dienen als aanzet tot gesprek.